Eisenplatform 1998 + toelichting
Roze Zaterdag – 2 mei 1998
GELIJKE RECHTEN
1. Wettelijk verbod op discriminatie van lesbiennes en homo’s in de woon- en werksituatie en op school. Realisatie en strikte toepassing van het wetsvoorstel WillemsLanduyt, dat discriminatie verbiedt op grond van seksuele en relationele voorkeur. Uitbreiding van de voornoemde gronden tot burgerlijke staat en gezinsomstandigheden.
In Zuid-Afrika staat het verbod op discriminatie omwille van seksuele geaardheid ingeschreven in de grondwet. Zover is België nog lang niet. Een eerste wetsvoorstel dat discriminatie strafbaar stelt werd reeds in 1984 neergelegd in de Kamer. Het werd nooit besproken. Ruim tien jaar later leek er opnieuw schot in de zaak te komen. In 1996 werd, enkele dagen voor de Roze Zaterdag van 18 mei, het wetsvoorstel Willems-Landuyt aan de pers voorgesteld. Met dit wetsvoorstel, dat zich ondermeer liet inspireren door de antiracismewet, wilde men tegemoet komen aan bovenstaande eis. Dit initiatief botste onmiddellijk na de Roze Zaterdag op heel wat weerstand, zowel buiten de CVP (een brievencampagne van Vlaams Blok-kamerlid Alexandra Colen) als in de CVP zelf. Het wetsvoorstel werd in september ’96 door de CVP begraven.
Door dit wetsvoorstel goed te keuren zou het Belgische parlement zich in regel stellen met een aantal internationale richtlijnen, die oproepen om discriminatie op basis van seksuele voorkeur te verbieden. De wet dient niet alleen gestemd te worden, maar ook effectief en strikt uitvoerbaar en afdwingbaar gemaakt te worden. Dit houdt in het bijzonder in: de goedkeuring van de bepalingen in artikel 7 en 9 uit het wetsvoorstel Willems-Landuyt: belangenorganisaties moeten in rechte kunnen optreden in alle rechtsgeschillen waartoe de toepassing van de wet aanleiding kan geven (Art. 7). Dit is meer dan alleen zich burgerlijke partij kunnen stellen, het houdt in dat men ook klacht kan neerleggen of een geding inleiden. Dit is nodig omdat voor individuen de drempel om klacht neer te leggen tegen gevallen van discriminatie dikwijls te hoog is. Verder moet het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor racismebestrijding als bijkomende opdracht krijgen de gelijkheid van kansen te bevorderen en elke discriminatie op hoger genoemde gronden te bestrijden (Art. 9). Onlangs sloot directeur Johan Leman zich bij dit laatste standpunt aan.
De huidige lacune in de wetgeving leidt ertoe dat zelfs hogere gerechtshoven openlijk discrimineren. Onlangs stelde het Europees Hof dat discriminatie omwille van seksuele voorkeur toegelaten is als ze niet bij wet verboden is. Op 23 april 1996 velde het Hof van Beroep te Antwerpen een vonnis, dat de noodzaak van zowel een sluitende anti-discriminatiewet onderstreept. Lili, een moeder van vier kinderen, kreeg deze kinderen niet toegewezen bij de echtscheiding omdat ze lesbisch is en met een vriendin samen woont. Dat staat met zoveel woorden in het vonnis.Tegen dit vonnis werd cassatieberoep aangetekend.
2. Gelijkwaardige behandeling van homoseksuele relaties bij de verschillende wetgevingen en regelingen die de relatie als uitgangspunt hebben. Geen discriminatie van homo’s of lesbiennes bij echtscheiding. Recht voor homo’s en lesbiennes op het krijgen en opvoeden van kinderen, door adoptie of kunstmatige inseminatie. Realisatie van een partnerregistratie die de nodige wettelijke garanties biedt en open staat voor heteroseksuele en homoseksuele partners.
Het politiek debat dat, naar aanleiding van de gemeentelijke partnerregisters, rond de wetgeving in verband met partnerregeling in 1996 werd gevoerd moet verder gezet worden en tot concrete wetgevende initiatieven leiden waarbij het principe van de gelijke rechten en de gelijkheid van kansen vooropstaat.
De recente ontwikkelingen, met name het installeren van een samenlevingsregister in bepaalde steden en de gedeeltelijke verlaging van de successierechten, heeft dit punt volop in de belangstelling gebracht. Homoseksuele en lesbische relaties worden ongelijk behandeld in vergelijking met heteroseksuele relaties bij alle wetgevingen en regelingen die een relatie als uitgangspunt gebruiken om bepaalde voordelen toe te kennen. Zo is er voor homoseksuele en lesbische koppels nog geen regeling. Wat betreft nalatenschappen, erfenissen, en eigendomsrechten, worden homoseksuele en lesbische relaties nog gediscrimineerd. In allerlei regelingen zoals pensioenregelingen, sociale zekerheid, e.d.m. is dit nog vaak het geval. Ook is het voor homoseksuele of lesbische koppels onmogelijk om samen kinderen te adopteren (waar dit b.v. voor alleenstaanden wel mogelijk is), en kunnen lesbische meemoeders een kind uit KID-bevruchting niet wettelijk erkennen, waardoor het kind bij overlijden van de biologische moeder de speelbal wordt van familie en overheid. Tenslotte worden openlijke homoseksuelen en lesbiennes gediscrimineerd bij echtscheidingen, waarbij het hoederecht bijna steeds wordt toegekend aan de heteroseksuele partner.
Homo- en lesbische koppels wachten nog steeds op het begin van een wettelijke regeling voor hun relatie. Deze dreigt op de lange baan geschoven te worden, ondermeer omdat het gekoppeld wordt aan zwaargeladen dossiers (belastingverlaging voor gehuwden) waarvan de oplossing nog lang op zich kan laten wachten. We zijn wel van mening dat het eerste punt van dit eisenplatform prioritair blijft. Wie zich openlijk verbindt met iemand van hetzelfde geslacht stelt zich immers bloot aan discriminatie en dient daartegen beschermd te worden door de wet.
Op 19 maart 1998 heeft de Kamer van Volksvertegenwoordigers een wet aangenomen inzake het ongehuwd samenwonen. Een wet die ook van toepassing is op man-man en vrouw-vrouw koppels. Een kleine symbolische stap in de goede richting, maar de inhoud ervan is minimaal. Er is niets geregeld betreffende adoptie, erfenisrechten, ziekteverzekering of werkloosheid voor koppels die niet kunnen of willen trouwen. Onze eis blijft dus actueel.
3. Schrapping van het begrip ‘ontucht’ uit het strafwetboek, zodat dit in al zijn vaagheid niet meer kan worden gebruikt om lesbiennes en homo’s te vervolgen.
Een wetsvoorstel tot schrapping van het begrip ontucht werd vier jaar geleden weggestemd. Het begrip ontucht werd in het recente verleden door het gerecht gebruikt om op een verdoken manier homoseksualiteit te vervolgen. Denken we maar aan de zaak Vincineau en de Macho-sauna’s, de problemen die het Brusselse franstalige homoblad Tels Quels gehad heeft met contactadvertenties, en de rijkswachtinval in de Kortrijkse dancing Le Délire. In al deze zaken werd het begrip ontucht gehanteerd om homoseksualiteit of homoseksueel gedrag zelf te vervolgen. In principe kan deze onduidelijkheid in de zedelijkheidswetgeving nog steeds gebruikt worden als alibi om homoseksualiteit te discrimineren bij geschillen over b.v. huurcontracten. In Engeland werden 7 volwassen mannen (in de media bekend als ‘The Bolton seven’) juridisch vervolgd omdat ze groepsseks hadden. In de wetgeving op de afluisterpraktijken van Minister Wathelet werd het begrip ontucht als “zwaar misdrijf” opnieuw gehanteerd en in de discussie over de mensenhandel dook het opnieuw op. Er bestaat echter momenteel geen enkele wettelijke garantie dat het begrip ontucht niet opnieuw zal gebruikt worden om seksualiteit tussen toestemmende volwassenen te vervolgen. De wetgever dient zich te beperken tot het beteugelen van seksuele delicten volgens het principe, gelanceerd door de Britse homobeweging ‘No Victim, no crime’ Daarom moet het begrip ontucht zo snel mogelijk worden geschrapt uit het strafwetboek, of moet het tenminste duidelijker worden omschreven.
EMANCIPATIE
Op politiek vlak:
4. Expliciete toewijzing van de bevoegdheid voor het voeren van een actief emancipatie-en antidiscriminatiebeleid aan een minister of staatssecretaris, in overleg met de homo- en lesbienneorganisaties. Een homovriendelijk personeelsbeleid in de overheidsdiensten. Positieve en volledige voorlichting over homo- en lesbienneseksualiteit bij het leger, de politie, het gerecht, in gevangenissen en andere. Ondersteuning van de georganiseerde homo- en lesbiennebeweging via een specifieke subsidieregeling.
Het is een stap vooruit dat homo- en lesbienne-emancipatie werd opgenomen in het takenpakket van de Vlaamse minister van Brusselse aangelegenheden en gelijke kansenbeleid. Het is echter onvoldoende. Ten eerste heeft de minister geen bevoegdheid op federaal vlak, terwijl heel wat elementen van een emancipatiebeleid beslissingen op federaal vlak vergen. Ook de federale regering moet binnen haar bevoegdheden initiatieven nemen. Door de bevoegdheden gespreid te laten over de verschillende ministers, is uiteindelijk niemand bevoegd, en worden we telkens weer van het kastje naar de muur gestuurd. Naast het stemmen van een goede antidiscriminatie-wetgeving, dat een instrument moet zijn om bestaande discriminaties te bestrijden, is het daarom minstens even belangrijk dat er werk gemaakt wordt van een actief gelijke kansenbeleid op alle bevoegdheidsniveau’s, b.v. in openbare diensten, leger, scholen, politie en gerecht, gevangenissen, wetgeving, e.d.m. Het beleid, gericht op de emancipatie van maatschappelijke minderheden, desgewenst ondersteund door een wetgeving terzake, dient ons inziens in eerste instantie te verlopen in dialoog en samenwerking met de belangenorganisaties van de betrokken groepen. Vandaar dat vertegenwoordigers van de homo- en lesbienne beweging dienen opgenomen te worden in de beleidsbepalende of -adviserende organen, zoals b.v. emancipatieraden, waarvan dan de bevoegdheden worden uitgebreid naar de homoseksuele en lesbische minderheid.
De Holebifoon, een servicelijn voor homo’s, lesbiennes en biseksuelen, wordt in zijn bestaan bedreigd bij gebrek aan subsidie. Een beslissing waarmee men net in de tegenovergestelde richting gaat als de eisen in dit platform. Om de nodige deskundigheid te verwerven moet er een specifieke subsidieregeling worden ingevoerd voor de homo- en lesbienne-organisaties die zich bezighouden met emanciperende werking. Zoals er specifieke regelingen zijn voor jongeren opvangcentra (b.v. JAC), voor CGSO’s of voor vrouwenorganisaties, zo moet een deel van het homo- en lesbiennebeleid erin bestaan ook specifieke regelingen uit te werken voor homo- en lesbienne organisaties, zodat degenen die hierin actief zijn zich voornamelijk, kunnen bezighouden met de emanciperende werking, eerder dan voortdurend fuiven e.d. te moeten organiseren om aan financiële middelen te geraken.
5. Een volwaardig en globaal AIDS-beleid i.s.m. vertegenwoordigers van de homo- en lesbiennebeweging en de AIDS-organisaties. Voorlichting en informatie over AIDS en veilig vrijen in alle milieus, zoals bijvoorbeeld bij de doofstommen, vanuit een positieve ingesteldheid tegenover seksualiteitsbeleving. Financiële ondersteuning van de organisaties die zich bezighouden met preventie, zorg en begeleiding van seropositieven en AIDS-patiënten. Wettelijk verbod op discriminatie van seropositieven en AIDS-patiënten. Seksuele voorlichting, ondermeer als vorm van AIDS-preventie, vanaf 12 jaar.
Aids is geen homoziekte. Toch blijven homoseksuele mannen één van de belangrijkste doelgroepen binnen het aidsbeleid. Homo’s en lesbiennes hebben veel meer te maken met aids dan de rest van de algemene bevolking. Daarom vraagt de homo- en lesbiennebeweging blijvende aandacht voor homoseksualiteit, zowel in het kader van de aidspreventie als bij de opvang en begeleiding van homoseksuele mannen met hiv/aids. De homo- en lesbiennebeweging wil dat er rekening gehouden wordt met haar mening bij het tot stand komen van dit beleid. Het aidsbeleid is een werk van lange adem. De preventie van aids en de opvang van mensen met hiv/aids verdienen daarom een blijvende ondersteuning. Ook het wetenschappelijk onderzoek naar de sociale aspecten van aids en homoseksualiteit moet voldoende middelen krijgen. Politieke partijen hebben hun eigen visie op aids. Het opstellen van het beleid dient echter in de eerste plaats te gebeuren door deskundigen op het aids-terrein. Dit is onvoldoende het geval. Zo dienden leden van Aidsorganisaties actie te voeren bij minister De Galan om de nieuwe Aidscoctails op te nemen in het ziekenfondspakket. Dit gebeurde slechts na lang aandringen. Het beleid moet vertrekken vanuit de feiten en de noden van het veld, niet vanuit de wensen van partijen. Veilig vrijen en homoseksualiteit moeten bespreekbaar zijn in alle scholen. Anders kan de verspreiding van aids niet doeltreffend worden bestreden. De informatie over veilig vrijen moet ook op tijd gegeven worden. In april ’95 greep de politie in toen het AIDS Team een video over veilig vrijen wou vertonen op een homo-horecabeurs in Antwerpen. De politie baseerde zich op de wetgeving die het vertonen van dergelijk materiaal voorbehoudt aan jongeren boven de 18 jaar. Deze wet verhindert dat jongeren op tijd – dwz. vanaf 12 jaar – concrete informatie over veilige seks kunnen krijgen. Er moet een wettelijke bescherming komen, zodat mensen met hiv/aids niet gediscrimineerd worden.
In het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek:
6. Fondsen voor onderzoek naar de situatie van homo’s, lesbiennes en biseksuelen, ter ondersteuning van een homobeleid. Positieve informatie over de homoseksuele, lesbische en biseksuele leefstijl(en) in alle schoolnetten. Lesbische en homoseksuele leerkrachten en opvoed(st)ers moeten het recht hebben kinderen op te voeden en te onderwijzen. Positieve informatie over homoseksualiteit moet een verplicht thema zijn in alle lerarenopleidingen en moet uitdrukkelijk als doel gesteld worden in de eindtermen van de verschillende graden van het secundair onderwijs.
In 1992 voerde de Federatie Werkgroepen Homoseksualiteit actie tegen de uitlatingen van Professor Omer Steeno die homoseksualiteit een ziekelijke afwijking noemde. Een achterhoedegevecht? In april ’96 beweerde Marcel Joniau, rector van de KULAK dat men homoseksueel wordt door erover te praten. Extreem-rechtse theoriën over homoseksualiteit worden, ondermeer door Alexandra Colen, nog steeds verspreid. Het blijft een feit dat er op wetenschappelijk vlak nog heel wat werk te doen is. Naar analogie met Nederland moet de gelegenheid gecreëerd worden om aan de universiteiten onderzoek uit te voeren naar de situatie van de homo’s en lesbiennes, zowel op maatschappelijk, economisch, familiaal en gezondheidsvlak. Dit onderzoek moet de nodige gegevens verstrekken over de situatie van de homo s en lesbiennes, moet de verschillende vaak verdoken vormen van discriminatie aan het daglicht brengen, moet de seksuele gewoonten op het vlak van veilig vrijen bestuderen, dit alles ter ondersteuning van het beleid, en met het oog op het nemen van de nodige maatregelen. Er is dus dringend behoefte aan meer onderzoek naar de leefomstandigheden, zowel op familiaal, economisch, maatschappelijk en gezondheidsvlak, en naar het seksueel gedrag van de homoseksuele bevolkingsgroep, in navolging van het onderzoek dat aan de RUG door John Vincke werd gestart, en dat werd gerapporteerd in het boek “Mannen met mannen “, door John Vincke, Ruud Mak en Ralph Bolton (Uitgegeven door CGSO-Forum).
In de media:
7. Méér en positieve aandacht in de media voor de homoseksuele en lesbische leefstijl en cultuur. Homo’s, lesbiennes, bi’s en hun organisaties moeten systematisch aan bod komen.
We zijn ons bewust van de bereidheid bij (sommige) journalisten om de homogemeenschap op een positieve manier voor te stellen in hun medium. De belangstelling van de media is intussen toegenomen, wat we zeer positief vinden. Daarnaast ervaren we echter regelmatig dat de pers een vertekend of ongenuanceerd beeld geeft van de homo/lesbiennecultuur of deel-aspekten ervan. Zo wordt de optocht tijdens de Roze Zaterdag nog al te vaak voorgesteld als een carnavalstoet, terwijl het in de eerste plaats een manifestatie voor gelijke rechten is met dit eisenplatform als ruggegraat.
In de filosofische en religieuze gemeenschappen:
8. Erkenning, door de verschillende erediensten, van het recht voor homoseksuelen en lesbiennes en biseksuelen om hun seksualiteit volwaardig te beleven. Het ontwikkelen van een dialoog bij alle levensbeschouwelijke gemeenschappen met het doel gelijke rechten te realiseren voor lesbiennes, homo’s en biseksuelen.
Alhoewel er reeds diverse contacten zijn geweest met de officiële instanties van de katholieke Kerk, hebben die helaas niet geleid tot een verandering van haar afwijzende houding tegenover een volwaardige beleving van homoseksualiteit. Op de Roze Zaterdag organiseren de werkgroepen ‘Homo en Geloof’ een religieuze viering. Daarmee komen ze samen met hun Franstalige medegelovigen, eens te meer op voor een kerk die alle mensen, ongeacht hun seksuele geaardheid, verwelkomt en openstaat voor alle eisen van dit platform.
SOLIDARITEIT
Op internationaal vlak:
9. Internationale erkenning als politiek gevangene van iedereen die omwille van lesbisch of homo zijn van haar/zijn vrijheid beroofd en/of gefolterd worden. Toevoeging van “relationele, affektieve of seksuele voorkeur” aan alle teksten, verdragen en internationale richtlijnen die een verbod stellen op discriminatie op basis van ras, geslacht, geloof of politieke overtuiging. Dit met name in het nieuwe verdrag van de Europese Unie dat momenteel besproken wordt. Open grenzen voor asielzoekers die hun land omwille van hun seksuele voorkeur dienden te verlaten.
De homo- en lesbiennebeweging krijgt meldingen van homo’s die hun land verlaten hebben omwille van het homofobe klimaat en die in België geen politiek asiel krijgen. In vele landen is het organiseren van een manifestatie als deze ondenkbaar. Het uitdrukken van de internationale solidariteit is dan ook een belangrijke plicht voor de homo- en lesbiennebeweging in België.
Op papier erkent de Belgische overheid asielzoekers die op basis van hun homoseksualiteit vervolgd worden. In de praktijk duiken echter nog heel wat hindernissen op. In juni 1997 heeft de Europese Unie een clausule gestemd tegen discriminatie op basis van seksuele geaardheid. Dat is een stap in de goede richting. De discussie over de concrete toepassing hiervan is echter nog volop bezig. De homo- en lesbiennebeweging zal erop toezien dat het niet bij mooie verklaringen blijft. Onlangs verscheen een ministeriële omzendbrief die de situatie regelt van buitenlanders die hier in België met een partner samenleven. Deze regeling geldt zowel voor homo- als voor heteroseksuele koppels. Deze poging om de ongelijkheid tussen gehuwden en samenwonenden weg te werken lijdt echter onder de politiek van gesloten grenzen van de regering. Dat komt ondermeer tot uiting in de eis dat de Belgische partner minstens 35.000 frank moet verdienen om zijn buitenlandse vriend(in) hier te kunnen houden . Bovendien moet de (illegale) buitenlandse partner terug naar het land van herkomst om een machtiging tot verblijf aan te vragen. Een definitieve oplossing voor koppels waarvan één der partners buitenlander is dient mee opgenomen te worden in de wetgeving op de partnerregeling.
Op nationaal vlak:
10. Emancipatie mag niet beperkt blijven tot onze eigen doelgroep maar geldt voor alle gediscrimineerde groepen. Daarom willen wij ondermeer een positieve oplossing van het probleem van het racisme in onze samenleving. Deze oplossing moet klaar en duidelijk uitgaan van de menselijke waardigheid, gelijkheid en solidariteit. Volledige politieke en sociale rechten voor alle bevolkingsgroepen, zowel migranten als autochtonen.Toepassing en verscherping van de wet op het racisme.
Toepassing van de wet op het racisme is zo evident, en blijkbaar toch zo moeilijk. Hoe langer deze wet bestaat, hoe meer racisme er blijkt te zijn. De toepassing van de wet op het racisme eisen is voor ons ook belangrijk omdat wij zelf een anti-discriminatiewetgeving voor homo’s en lesbiennes eisen. Dergelijke wet zou dan waarschijnlijk ook niet toegepast worden.
Van boven naar onder: logo BLGP 1998, 1997 en 1996
Vergelijk deze tekst met het eisenplatform van de Roze Zaterdag 1992
Vergelijk deze tekst uit 1998 met het actuele eisenplatform.