Outing en Coming Out: een discussie in Vlaanderen

Gepubliceerd op 3 oktober 1991 – Illustraties komen uit de originele brochure.

“Wie mensen vreugde geeft, heeft meer vrienden dan degene die ze doet nadenken”
(citaat uit lezersbrief in TV-Ekspres, 17 juni ’91)

Nog geen jaar geleden was de mediawereld in de ban van een verschijnsel, bedacht in de Verenigde Staten: OUTING. Een woord dat ook voor de doorsnee homo bij een eerste kennismaking tekst en uitleg vereiste. Ook in België werd het voorwerp van discussie, enerzijds door een zeer ophefmakende column van Tom Lanoye in Humo, anderzijds door de wenskaartenactie van het  Roze Aktiefront (RAF). Het is logisch voor een groep als het RAF, dat we de media, die een reusachtige impact hebben op het denken van de mensen, niet links laten liggen. De RAF-actie rond OUTING verdient om grondig geëvalueerd te worden.

Als actie is OUTING (voorlopig) voorbij. Dat is niet erg. Want het blijft doorwerken. Maanden na het lanceren van de actie verschijnen er nog artikels in de populaire pers waarin vragen gesteld worden naar de seksuele voorkeur van bekende figuren. In lezersrubrieken wordt gedebatteerd over de zin en onzin van COMING OUT van zangers en TV-sterren.

Na een inleidend debat in de zomer van ’90 door de Gentse groep Het Gehoor bond het Roze Aktiefront in november van dat jaar de kat definitief de bel aan met het organiseren van een tweede debat “met bekende Vlamingen, sprekers en video”. Eén bekende Vlaming diende zich aan (Kurt Van Eeghem), en op het einde van de bijeenkomst (waaraan een 50-tal mensen deelnamen) bleek de meerderheid gewonnen voor het op een ludieke wijze bekendmaken van namen van bekende homo-Vlamingen… Dat gebeurde alsnog niet, maar enkele weken later werd de “wenskaartenactie” gelanceerd: 7 bekende Vlamingen die homo zijn werden er met behulp van wenskaarten (het was immers bijna nieuwjaar) toe aangemoedigd er voor uit te komen. Er werden een kleine 200 sets van 7 kaarten verkocht, op fuiven, en via de nieuwsbrief van het RAF. Vanaf toen kwam de actie op kruissnelheid.

wenskaart

Aangezien het een expliciete koppeling van homoseksualiteit en media betrof, kon men geredelijk aannemen dat mediamakers er enige aandacht zouden aan besteden. Dat gebeurde echter weinig of niet. De roddelpers, die het privé-leven van Luc, Frank en zovele anderen elke week breed uitsmeert over haar kolommen toonde zich niet geïnteresseerd, en ook de ernstiger bladen, op De Morgen na, bleken met andere zaken de handen vol te hebben. TV-Express, het weekblad van dezelfde uitgeversgroep die de Gazet Van Antwerpen uitgeeft en wekelijks haar kolommen openstelt voor een notoire homohater als Louis De Lentdecker (hij ontving in ’84 een homofobieprijs) besteedde, merkwaardig genoeg, 4 bladzijden aan OUTING. Het fameuze foldertje met foto’s van 4 bekende “homo”-Vlamingen, samen met de column van Tom Lanoye bleken de noodzakelijke prikkel te zijn, zowel voor de redactieploeg van “Zeker Weten” als voor TV-Expres. En wie waren die 4 gelukkigen dan wel? Dré Steemans (inmiddels reeds wereldberoemd in Vlaanderen omwille van zijn praatshow), Luc Appermont (de ideale schoonzoon voor duizenden huismoeders), Walter Capiau (een nicht die iedere familie graag als nonkel zou begroeten) en Koen Crucke, de vleesgeworden knuffelbeer die zo graag kinderen en grootmoeders zoent. De oproep onder hun foto luidde: “Stuur je idool een wenskaart”. Niet de wenskaarten, maar het foldertje belandde op de redactie van “Zeker Weten”, en de bal ging aan het rollen. Het RAF, dat reeds tien jaar aan een stuk probeert zich in de kijker te werken met allerlei acties, kreeg eindelijk belangstelling van Tv-makers.

Jan Van Rompaey kon er echter niet mee lachen: we kregen het verwijt te horen dat we de privacy van de bekende Vlamingen door de moddersleurden, en Koen Wauters van Clouseau maakte van de gelegenheid gebruik om zijn beklag te doen over het feit dat hij nog nauwelijks een privé-leven heeft. Wat trouwens niet wil zeggen dat Koen niet in staat is met het verschijnsel homoseksualiteit nu en dan te flirten: ooit verklaarde hij in Flair dat hij op de geruchten dat hij homo zou zijn helemaal niet ontwijkend wenst te reageren, ook al laat hij in het midden of hij al dan niet belangstelling heeft voor geslachtsgenoten. Panorama/ De Post van 12 juli ’91 publiceert een foto waarop Koentje heel teder het oor van Bob Savenberg likt. Een staaltje van ongegeneerde homo-erotiek waar we Capiau of Appermont nog niet zo gauw aan zien beginnen. Paul Codde, de enige BRT-homo die blijkbaar bereid was gevonden tijdens de uitzending met het RAF in debat te gaan, probeerde de kerk in het midden te houden.

’s Anderendaags was het in gans Vlaanderen een gespreksonderwerp. Alhoewel bleek dat lang niet iedereen precies had begrepen waarover het nu wel precies ging. Maar drie woorden waren ongeveer bij iedereen blijven hangen: “homo”, “bekend” en “privacy“. En de verhouding daartussen werd ijverig becommentarieerd.

Dit rapport gaat over OUTING, maar vooral ook over de reacties erop in (Homo)-Vlaanderen. In nogal wat homo-organisaties en -tijdschriften werd op de RAF-actie gereageerd. Zover is onze actie reeds geslaagd. De aandacht van de publieke opinie is opnieuw op het bestaan van homoseksualiteit gevestigd, en daarbovenop is er opnieuw een debat gelanceerd over hoe de homo- en lesbiennebeweging naar buiten dient te komen. Daarin was Het Gehoor ons trouwens voor geweest. De verdienste van de RAF-actie is dat we er in geslaagd zijn om een aantal bekende Vlamingen in het debat te betrekken en de discussie open te gooien van een klein zaaltje in het Gentse Elcker-Ick naar het café op de hoek en de trein naar Brussel. Ook al kunnen we (nog) niet van een brede maatschappelijke diskussie spreken, het komt er aardig dichtbij. En dat is toch het zout op de patatten voor een doorgaans veel te brave en rustige homobeweging?

Waarom?

Voor we de diverse reacties bekijken is het wel nuttig te wijzen op de bedoeling van de actie. Deze valt samen te vatten in één zin: De discussie over OUTING gebruiken om COMING OUT een nieuwe impuls te geven. Een van de verklaringen voor zowel de negatieve als de positieve reacties in het debat werd reeds jaren geleden gegeven door wijlen Dirk Cantillon, een van de auteurs van het Rooie Vlinderboek “Een Ander Strand”, bij de voorstelling van het boek: “Er is altijd gezegd: etiketten hebben geen belang. De Rooie Vlinder zei: etiketten hebben wèl belang. Als men mij homo noemt dan bèn ik homo, dan word ik getekend door het feit dat ik homo ben, dan heb ik moeite om mij te manifesteren, dan riskeer ik op ieder ogenblik repressie en dat bepaalt mij, eerst en vooral in negatieve zin. Ik ben bang, ik trek mij terug, ik hou een scheiding tussen mijn privé-leven en mijn publiek leven. Maar dat heeft ook een aantal positieve kanten. Dat ik inderdaad door homo te zijn, door dat militant op te eisen tegen jan en alleman een aantal kansen krijg om nieuwe en andere waarden te scheppen.”

COMING OUT is de ideologische pijler waarop de homobeweging, en zeker het Roze Aktiefront, gebouwd is. Zonder coming out geen beweging. Het is dus levensnoodzakelijk om, zowel de eigen achterban als het grote publiek, er regelmatig aan te herinneren dat we er zijn, en dat we onze rechten opeisen. Een leuke bijwerking van de actie is trouwens dat sommigen “COMING OUT”, het vrijwillig bekendmaken van de (eigen) homoseksualiteit, verwarren met “OUTING”, het bekendmaken van de homoseksualiteit van bekende personen. Hoedanook is het debat dat we nu meemaken slechts mogelijk geworden door het begrip OUTING als sleutel, als katalysator te gebruiken. We hoeven zelfs niet persé aan OUTING te doen, het onderwerp is stimulerend genoeg op zich.

In de discussie over OUTING kwamen trouwens nogal wat weerstanden naar voor die grotendeels ook met de angst voor COMING OUT te maken hebben. Je zou het zo kunnen stellen: de bescherming van de privacy, een begrip dat niemand eigenlijk precies weet te omschrijven maar waar iedereen het wel onophoudelijk over heeft, is zowat de stok achter de deur om alles wat met openlijke homoseksualiteit te maken heeft neer te slaan. Dat geldt voor het grote publiek, maar evenzeer voor homo’s zelf en voor de homobeweging. Een leuke vergelijking in dat verband werd gemaakt door Frank, in de uitzending die “Roodvonk” aan OUTING besteedde: “COMING OUT is zoiets als de 20 kilometer van Brussel lopen: dat is soms moeilijk en je moet al eens op je tanden bijten, maar eenmaal je over de eindstreep bent ben je zo gelukkig dat je het gedaan hebt en voel je je goed”. Opvallend is opnieuw dat het moeilijk is om COMING OUT enerzijds en OUTING anderzijds strikt van elkaar te scheiden. Tijdens de discussie over deze brochure op de RAF-vergadering illustreerde één van onze leden dit met volgend verhaal: Als lid van een plaatselijk actiecomité in zijn gemeente maakte hij daar op een bepaald ogenblik zijn homoseksuele voorkeur bekend. Waarop een ander comitélid deed opmerken dat hij zich door deze COMING OUT in zijn privacy aangetast voelde!

Men kan het RAF verwijten dat we niet duidelijk genoeg geweest zijn, en gewoon hadden moeten doen wat Tom Lanoye in Humo gedaan heeft: namen noemen. Een mogelijk antwoord op deze aantijging kan zijn dat de actie van Tom en die van ons mekaar mooi hebben aangevuld. Tom Lanoye is trouwens niet de enige die een pluim op zijn hoed mag steken: ook Kurt Van Eeghem, en in mindere mate ook nog enkele andere bekende Vlamingen droegen hun steentje bij.

Privacy

Er is een grote tegenstelling waarin de tegenstanders van OUTING verstrikt zitten: de koppeling van privacy aan homoseksualiteit. Homoseksualiteit is ineens weer privézaak geworden. Mogen we de dragers van dit argument er aan herinneren dat bij andere gelegenheden homo’s als een publiek gevaar worden bestempeld? AIDS heeft aan deze hetzerige sfeer nog extra gewicht gegeven, wat onlangs nog bleek toen De de HIV-organisatie  De Witte Raven in Kontich een opvangcentrum voor seropositieven probeerde te vestigen. Een plan dat ze intussen hebben opgegeven, onder druk van de plaatselijke bevolking. Er zijn trouwens parallellen en te trekken tussen de COMING OUT van homoseksuelen en die van seropositieven. Een maatschappij die homo’s als publiek gevaar afschildert, en dus infeite de onderdrukking van homoseksualiteit tot een positieve stap ter bescherming van de volksgezondheid verheft, is kompleet ongeloofwaardig als ze even later stelt dat het ieders privé-zaak is wat het geslacht is van diegene(n) met wie men het in bed doet. Men moet weten wat men wil: ofwel is homoseksualiteit iets waar men openlijk over praat zonder schaamte, ofwel is het iets dat men verborgen houdt als een besmettelijke ziekte of een onoverkomelijke misstap waarvoor men zich levenslang geneert.

Het promotiefoldertje voor de wenskaartenactie van het RAF, zowat de enige vorm van OUTING die in Vlaanderen ooit werd bedreven,stuitte op heel wat weerstand. Dat is één vaststelling. De kaartjes met bijhorende adressen waren snel uitverkocht. Dat is een tweede vaststelling. Ze werden ook massaal verstuurd, verbazend massaal, want Frank Dingenen spreekt in Humo van 633 kaarten, Daan Van Den Durpel in TV-Express van 300. Nochtans werden slechts 180 sets van 7 kaarten verkocht… Een klein raadsel dat voorlopig niet is opgelost. Hebben de geadresseerden het aantal toegestuurde kaarten overdreven? Of werden er ook andere kaartjes, die niet door ons werden uitgegeven maar waarop de boodschap is overschreven, naar de BV’s gestuurd?

Op de kaartjes stond volgende tekst “Als bekende Vlaming bent u in een uitzonderlijke positie die u toelaat op te komen voor homorechten. Iedere keer als u uw homo-zijn verbergt versterkt u het idee dat er iets verkeerds aan is. Ik ben van mening dat voor alle lesbiennes en homo’s de tijd rijp is om openlijk en met fierheid over ons bestaan te spreken. Door er publiek voor uit te komen werkt u mee aan een positieve beeldvorming van wat we zijn. Ik betreur uw stilzwijgen en hoop dat u het dit jaar zult verbreken. Liefs en het beste voor 1991.” Op de keerzijde een foto van de Roze Zaterdag van 5 mei 1990.

Wat moet hier bewezen worden ?

In de HLWM-info, blad van het Mechelse homocentrum, schrijft Brian Polspoel: “Nu vind ik persoonlijk dat zelfs wanneer onomstotelijk bewezen is dat een persoon een homoseksueel gedrag zou vertonen, dat niemand het recht heeft dat gedrag in het openbaar te gaan typeren als een homoseksuele geaardheid. Het kan best dat het in massa naar buiten komen van Vlaanderens bekende homo’s en lesbiennes de aanvaarding van homoseksualiteit in Vlaanderen enorm zou vooruithelpen, toch betekent dit niet dat naar immorele middelen moet gegrepen worden”. Frank Dingenen, die er in Humo uiteindelijk dan toch voor uitkwam, maakt een gelijkaardige bedenking: “Het sterkste is, dat ze niet eens wéten of ik homofiel ben. Wie kan dat bewijzen? Alleen diegenen die met mij naar bed zijn geweest.” Het gaat er natuurlijk helemaal niet om dat men met bewijzen op tafel komt. Homoseksualiteit is geen misdaad, zoals het hebben van ros haar dat evenmin is. Het is gewoon een deel van jezelf, punt. En je zou ervoor kunnen kiezen je er al dan niet voor te schamen, en het dus al dan niet te verstoppen. Maar dat blijkt niet zo eenvoudig te zijn. Interessant aan de opmerkingen van Frank en Brian is dat ze zo mooi illustreren hoe de heteronormaliteit in mekaar zit: Als je niet “bewijst” dat iemand homo is, zal hij dus wel… hetero zijn. Het omgekeerde wordt nooit gesteld. Bij de discussie over dit rapport kwam trouwens een nieuwe actievorm op tafel: als we nu eens een aantal heteroseksuelen zouden outen? Gewoon zeggen dat X, Y en Z heteroseksueel zijn. Het probleem dat de vergadering daarbij vaststelde: hoe weten we zeker dat we niet liegen? Wat met verontwaardigde homo’s die wij als hetero bestempelen? Een actie die voorlopig dan maar werd uitgesteld. We moeten infeite naar een situatie waarin iedereen die een onbekende ontmoet zich automatisch de vraag stelt: wat zou de seksuele voorkeur van deze man/vrouw zijn? Dit zal niet alleen de kans op het vinden van een partner verhogen, maar ook, en dat is minstens even belangrijk, de sfeer rond homo’s grondig veranderen. Het is dan nog het goed recht van betrokkene om zich niet uit te laten over zijn seksuele voorkeur. Maar het besef dat de andere gewoonweg wil weten wat jouw seksuele levensstijl is zet de valse vanzelfsprekendheid dat iemand wel hetero zal zijn op de helling. En dat zou een zeer goede zaak zijn.

OUTING het zware woord “immoreel” opplakken kan dan handig zijn om de verontwaardiging kracht bij te zetten, het overtuigt niet. Hoogstens kan men tactische bezwaren opperen. Het wordt immers door niemand als immoreel ervaren dat men er in 99 % van de gevallen van uitgaat dat iemand hetero is. Terwijl juist daar iets pervers en immoreels in schuilt, namelijk het uitwissen van homoseksualiteit met een vanzelfsprekendheid die nog al te vaak door iedereen, ook in de homobeweging, geaccepteerd wordt. “Moeten wij ons bed in de tuin zetten?” vraagt Frank Dingenen zich af. Natuurlijk niet. Het gaat hier om een ander misverstand, een grote verwarring tussen de seksuele voorkeur, waarbij in onze maatschappij de belangrijkste scheidingslijn nog altijd tussen homo en hetero loopt, en de rest van je seksleven, dat misschien wel interessant is, maar niet relevant voor de emancipatie van (homo)seksualiteit. Wat een homo in bed doet is op zich niet belangwekkend, tenzij misschien in voorlichtingslessen in het onderwijs, waar de nieuwsgierigheid van de leerlingen altijd wel spontaan in die richting gaat. COMING OUT en OUTING zijn geen vormen van exhibitionisme of voyeurisme.

Vlaams Blok

Tenzij voor extreemrechts natuurlijk. In 1985 werd de term “homo-exhibitionisme” gebruikt op een spandoek van het Vlaams Blok, aan de school in Edegem waar men geprobeerd heeft ons met geweld te verhinderen pamfletten uit te delen. Elke vorm van coming out is voor hen exhibitionisme, wat alleen het perverse van hun ideologie illustreert, niet die van ons. Het uitdelen van homopamfletten aan jongeren verhinderen is trouwens slechts één van de bekommernissen van het VB. De beperkte aandacht die in de media aan homoseksualiteit wordt geschonken is voor deze partij een regelrechte bedreiging voor het gezin. Gerolf Annemans zet zich in de partijkrant van april ’91 schrap tegen dit soort homo-exhibitionisme: “Een uitstekende methode om het gezin en de betekenis ervan te relativeren is doen alsof heterofilie slechts één van een reeks evenwaardige vormen van seksualiteitsbeleving is. Dit ‘doen alsof’ gebeurt best door zo dikwijls mogelijk luidruchtig met homofielen voor de dag te komen. Media lenen zich daar – met hun aanwakkering van nieuwsgierigheid voor het abnormale – uitstekend toe.” Dat de OUTING-discussie niet in de smaak valt van extreemrechts valt ook op te maken uit een stukje in “t Pallieterke” van 29 mei ’91. In een commentaar op een item in het jongerenprogramma Roodvonk over OUTING: “David Davidse, de BRT-huistravestiet, ontbrak natuurlijk niet op het appèl, maar verder waren het illustere onbekende zieken die de Bekende Vlamingen van hun eigen soort opriepen om hun seksueel aberrant gedrag publiekelijk te uiten. Volgens het Roze Aktiefront is dit van levensbelang voor het voorbestaan en de ontplooiing van de binnenlandse homobeweging (…) Dit frivole front vindt ook dat er te weinig seksueel tegennatuurlijken op het Tv-scherm komen.”

Etters die niets te vertellen hebben

Het is eigen aan vele vormen van onderdrukking dat de waarheid op zijn kop gezet wordt. Daders worden afgeschilderd als slachtoffers en omgekeerd. Een variante op dit thema vonden we ook terug tussen de reacties op de RAF-aktie. Er verschenen enkele brieven in Humo, waaruit volgend citaat: “Het fenomeen “Outing” steekt de echte homohaters alleen maar een hart onder de riem, maar dat heb je blijkbaar nog altijd niet door!” schrijft Nicky Bosmans uit Deurne. En ze vervolgt: “Ik (vrouw en hetero) hou van mensen met een brede interesse, ongeacht hun geaardheid. Waar ik helemaal niet van hou zijn etters die zichzelf al héél wat vinden door te pas en te onpas te verkondigen dat ze homo zijn en voor de rest niets te vertellen hebben. Hetero of homo, wat doet het er toe? Weet dat er velen zijn die van je houden om wie je bent!” Dat laatste is natuurlijk een hart onder de riem voor ons allen, maar voor de rest zit de redenering van Nicky niet zo bijster logisch in elkaar. Het is trouwens opvallend hoe ze er toch zeker geen twijfel wil over laten bestaan dat ze hetero is, waarbij ze meteen zelf het antwoord geeft op de vraag: homo of hetero, wat doet het ertoe?

Heksenjacht?

Het maatschappelijk klimaat maakt het er niet gemakkelijker op om er voor uit te komen. Dat weten de meeste homo’s. Het gevaar dat homo’s, net als migranten, het voorwerp worden van antipropaganda en agressie loert altijd om het hoekje, en komt er nu en dan zelfs vanachter. Sus Maes schrijft in de KWH-info, het blad van het homocentrum van Turnhout: “In de middeleeuwen kenden we de ‘heksenjachten’, in onze dagen laait de ‘vreemdelingenjacht’ weer op, laten we daarbovenop geen’homojacht’ voor onszelf gaan organiseren”.

Volgens sommige hypotheses in bepaalde feministische stromingen zou het verschijnsel van de heksen een vroege vorm van feminisme geweest zijn. Heksen waren vrouwen die zich niet schikten in hun rol van echtgenote, een vrij leven probeerden te leiden en zich bezighielden met allerlei maatschappij-vijandige en in de ogen van de machthebbers nutteloze bezigheden. Kortom: een soort waarop jacht moest worden gemaakt. Het is uiteraard niet de bedoeling van de RAF-aktie om de jacht op homoseksuelen te stimuleren. Wie het zichtbaar maken van homoseksualiteit als dusdanig bekijkt vergist zich schromelijk. Zeggen dat iemand homo is, is namelijk absoluut niet negatief op zich, integendeel. Het denken van sommigen over hun eigen homo-zijn en dat van anderen is blijkbaar nog steeds zeer zwart ingekleurd. Zolang we het idee niet van ons afgegooid hebben dat het spreken over homoseksualiteit en homocultuur een slechte zaak is voor de individuele homo en lesbienne en voor de maatschappij zullen we er niet in slagen ècht aan de bevrijding van homoseksualiteit te werken. Ook al kan men om tactische redenen op bepaalde ogenblikken niet aan OUTING of COMING OUT doen (als bv. het leven van de betrokkene erdoor in gevaar gebracht wordt), fundamenteel blijft het de boodschap om de waarheid te zeggen over iemands seksuele geaardheid. Homo-emancipatie is niet gediend met leugens of geheimzinnigheid.

Wat de verwijzing naar vreemdelingenjacht betreft: Wie de reactie van het Vlaams Blok op homo’s en op de homobeweging analyseert komt tot de vaststelling dat deze partij er op aanstuurt om elke uiting of zichtbaarheid van homocultuur te bestrijden. Hoger vermeld citaat van Annemans illustreert dat. Daarbij richt het Blok zijn pijlen in de eerste plaats op de homobeweging, het georganiseerde gedeelte van de homogemeenschap.

Het is larie de RAF-actie te gaan vergelijken met de theoretische mogelijkheid dat het Vlaams Blok wel eens lijsten van homo’s zou kunnen publiceren. Het Vlaams Blok zal dit namelijk niet doen. Het Vlaams Blok heeft die lijsten misschien wel, maar de kans dat ze deze publiceert is gering, omdat deze partij tégen openlijke homoseksualiteit gekant is. En zelfs als het Blok dat zou doen, wat dan nog? Wie zich daarover druk maakt bewijst alleen maar hoe zwak hij/zij zich opstelt.  Los van deze discussie werd ook nog opgemerkt dat als het op het aanleggen van lijsten van homoseksuelen gaat bepaalde politiediensten niet moeten onderdoen voor extreemrechts. Begin jaren ’80 onthulde het blad “Pour” het bestaan van de zogenaamde “microfiches B”‘ waarop gegevens over homo’s werden opgeslagen. Hier werd de privacy allerminst gerespecteerd!

De schade

In “Knalpot”, het blad van de Antwerpse lesbiennegroep Atthis schrijft Rita De Caluwé een vrij scherpe reactie op de debatavond over outing die het RAF organiseerde
: “Hier bij ons meende het RAF de discussie over dit onderwerp te moeten opentrekken. Dit gebeurde mits een niet ècht goed debat waaraan in plaats van verschillende bekende Vlamingen er slechts één meewerkte.” Het gaat hier over Kurt Van Eeghem wiens naam Rita halsstarrig weigert te noemen in haar artikel, en die zich die avond ontpopte als een voorstander van OUTING. Wat bij Rita in het verkeerde keelgat geschoten is. Ze schrijft: “Enkele vragen aan die ene bekende Vlaming: waarom moeten al die andere bekende Vlamingen per sé uitkomen voor hun geaardheid? Waarom moeten zij zo nodig het roze driehoekje op hun borst spelden door aan coming out te doen? En waarom is het zo nodig dat, als zij het niet spontaan doen, een ander het in hun plaats doet door hen te outen? Omdat die ene Vlaming zich zo verdomd alleen voelt in zijn openheid en zich liever gesteund zou zien door zijn collega’s? Omdat hij zichzelf als wereldverbeteraar wil opwerpen (en met hem vele anderen in de lesbienne- en homobeweging) en daarbij het meest essentiële vergeet, nl. het recht van ieder individu om met haar/zijn leven te doen en te laten wat hij wil zolang hij een ander daarmee geen schade toebrengt.” Een van de argumenten voor COMING OUT, en in bepaalde gevallen ook voor OUTING is juist dat degene die zwijgt inderdaad schade toebrengt. Een schade die men niet kan meten, maar die er wel degelijk is. Dat merk je aan de positieve reacties van opluchting als er wèl aan COMING OUT gedaan wordt. Zo is er bijvoorbeeld de reactie van een Humolezer op het interview met Jo De Poorter: “Het is verfrissend om eens iemand eerlijk over deze zaak te horen praten, te midden van een massa andere TV-persoonlijkheden die door pure huichelarij en regelrechte leugens op alle mogelijke manieren de waarheid over zichzelf proberen te verdoezelen.”(Humo, 29.11.90).

Nogmaals over privacy

OUTING zou een onaanvaardbare aantasting van de privacy zijn. Je zegt niet zomaar publiekelijk dat iemand homo of lesbisch is. Waarom niet? Omdat het schade zou kunnen berokkenen aan die persoon. En hoe dan wel? In zijn/haar carrière of privé-leven. En hoe dan? Misschien zal hij zijn werk verliezen, zal zijn schoonmoeder met hem niet meer willen praten, zal zijn baas hem onaangenamer of minder betaald werk geven, zal hij als BV zijn aantal schnabbels zien verminderen… En waarom zou een baas, een schoonmoeder of een plaatselijke supermarkt dat dan wel doen? Omdat homoseksualiteit een taboe is, omdat homoseksualiteit onderdrukt wordt.

Als de OUTING-actie van het RAF één nuttig effect heeft gehad is het wel dat men opnieuw is gaan nadenken over de onderdrukking van homoseksualiteit. Want die bestaat dus nog volop in deze “vrije” maatschappij. Akkoord, het gaat er hier subtieler aan toe dan in Saoedi-Arabië, waar homo’s nog terechtgesteld worden, of in Groot Brittannië, waar twee mannen die elkaar in het openbaar kussen daarmee een strafbaar feit plegen. Maar een VTM-presentator die “zo” is kan het zich blijkbaar moeilijk veroorloven zijn fans de waarheid te zeggen over zijn seksuele geaardheid. En dat is een vaststelling die we samen met hem doen. De waarheid vertellen over je homoseksuele voorkeur houdt risico’s in. Dat weet iedere homo en lesbienne. Maar het is een onvermijdelijke stap, wil je de rest van je leven niet als schizofreen rondlopen. Margriet Hermans zegt in Humo van 5 juli ’90 over bekende Vlamingen die hun homoseksualiteit verbergen: “Ondertussen maakt het masker dat ze moeten dragen de meesten alleen maar gespleten en ongelukkig.” Het al dan niet nemen van risico’s bij COMING OUT is uiteraard wèl privé-zaak, zolang men de belangen van de homogemeenschap geen schade toebrengt op een andere manier. Zo mag een CVP-parlementair die homo is dat best verzwijgen tot hij zelf het goede moment heeft gevonden om het aan de grote klok te hangen. Maar als hij bij een stemming over een homovriendelijk wetsvoorstel van zijn partij de richtlijn krijgt om tégen te stemmen, dan krijgt hij van ons de richtlijn de partijdiscipline voor één keer aan zijn laars te lappen. Doet hij dit niet, en stemt hij toch tegen het wetsvoorstel, dan zullen wij hem publiekelijk ter verantwoording roepen.

Outing_brand

Privacy blijkt een zeer rekbaar begrip te zijn. Neem nu bijvoorbeeld een moordzaak waarbij één of meerdere homo’s betrokken is. In “Een Ander Strand”, een boek dat stilaan een collectors-item is geworden en waarin de geschiedenis van de homoactiegroep De Rooie Vlinder verteld wordt, staat een krantenknipsel afgedrukt met als kop “Telkens grof geweld bij moorden bij homofielen”. Onder de al even provocerende titel “Heteroseksueel met zachte hand gewurgd” schrijven de auteurs van het boek: “De hetero’s vinden het meestal niet zo erg dat wij niet, net als zij, allemaal mensen willen zijn, alleen een beetje anders gericht. Zij vinden het toch zo erg dat wij de tegenstellingen duidelijk willen stellen. Homo of normaal, we zijn toch allemaal gelijk, vinden zij. Maar als iemand vermoord wordt zijn die verschillen blijkbaar plots wel belangrijk. Tenminste als het slachtoffer homoseksueel is en vooral als de vermoedelijke dader ook nog eens van dat soort zou kunnen zijn. (…) In ‘heterofiele kringen’ gebeuren geen moorden. Heterofiele kringen bestaan immers niet.” Wie dacht dat het 10 jaar later al wat beter ging hoeft maar een blik te werpen op een krantenkop van veel recentere datum die we hieronder afdrukken.

Het is algemeen bekend, of zou het toch moeten zijn, dat de media niet in handen zijn van armoezaaiers. Kranten, radio en TV worden stevig gecontroleerd door belangengroepen, banken en multinationals. De media brengen de informatie die deze instellingen willen dat er gebracht wordt. Iedereen kent wel het voorbeeld van de “cleane” (TV-)oorlog in de Golf, en de “chirurgische bombardementen”, die achteraf minstens 125 tot 300.000 mensenlevens blijken te hebben gekost. (schatting van Ramsey Clark, gewezen Amerikaans minister van justitie).

De media hebben de functie van pijnstiller. Het geluk lacht je toe in de tientallen quizprogramma’s. Elke dag zie je op TV gewone mensen zoals u en ik rijk worden. Kritische televisie, progressieve berichtgeving, het kan misschien nog net (nu en dan op de BRT), maar voor de rest is het vervlakking wat de klok slaat. De rol van onze dierbare homoseksuele vrienden in medialand hierbij is groot. Zowel op de buis als achter de schermen. Zij spelen hun rol in het dom houden van het brede publiek, dat samen met het Rad Der Fortuin een heleboel politieke propaganda te slikken krijgt. Bovendien dragen de meeste programma’s bij tot het in stand houden van de bestaande normen: de dagelijkse babbel van Walter Capiau met zijn gasten over de kinderen en kleinkinderen is niet meer of minder dan systematische promotie van het heteroseksuele kerngezin. Bekende Vlamingen zijn dus belangrijk voor de bewustzijnsindustrie. Ze worden dan ook beschermd en in de watten gelegd. Veel geld verdienen en rijk worden kàn, als je het spel meespeelt. En wie wil er niet rijk worden? In een interview met Zondagsnieuws zegt Koen Crucke: “Ik verdien inderdaad goed geld. Het is nu dat ik ervan moet profiteren. Maar ik leef niet luxueuzer dan vroeger. Ik ben een spaarder. Altijd geweest. Ik doe mijn vak héél graag. Maar ik zie mezelf als 65-jarige niet meer op de planken staan. Dan wil ik een luilekker leventje in een villa-met-zwembad, ergens in een zuiders land. Daarvoor ben ik nu aan het sparen”. Wie wil deze jongen zijn villa met zwembad ontzeggen? Waarom moet de homobeweging hem het leven zuur maken door hem erop te wijzen dat hij zijn publiek, en zichzelf, aan het beliegen is? Wie in deze business rijk wil worden dient zich zo goed en zo kwaad als het kan te schikken naar de normen van deze maatschappij. Dat verhoogt de kans op een goedgevulde bankrekening aanzienlijk. En vermits deze maatschappij nog lang niet klaar is voor een openlijke homocultuur, houden de meeste bekende Vlamingen zich gedeisd over hun homo-zijn.

Outing_heteronorm

“De Hetero’s” bestaan niet, de heteronorm wèl

Het is nuttig op te merken hoe gevaarlijk het is om veralgemenend te spreken over “de hetero’s”. Dat volkje bestaat immers niet. Kinsey leerde ons jaren geleden al dat iedereen ergens een mengsel van homo-, hetero (en bi-)seksualiteit in zich heeft. Maar los daarvan: Als heteroseksuelen ons soms slecht gezind zijn, ons op allerlei manieren discrimineren, dan komt dat door een opvoeding volgens bepaalde normen, die het bestaansrecht van andere seksuele varianten dan de heteroseksuele onmogelijk maken of sterk bemoeilijken. Iedere homo die er voor uit komt weet dat dergelijke “vooroordelen” bij vele hetero’s grotendeels weg te werken zijn eens ze één of meerdere homo’s kennen. De onderdrukking van homoseksualiteit als persoonlijk probleem in de relaties tussen mensen is meestal vrij gemakkelijk op te lossen: er bestaat allicht wel een harde kern van onverbeterlijke homohaters, maar de overgrote meerderheid van de bevolking is best in staat om in te zien dat homoseksualiteit en homocultuur positieve realiteiten zijn. Probleem: in de media, het onderwijs… is alles heteronorm wat de klok slaat, wat betekent dat je als homo of lesbienne verplicht bent om constant tegen de stroom op te roeien, of… en dat is wat de meeste van onze bekende homoseksuele Vlamingen nog steeds doen, het spelletje mee te spelen. De publieke opinie krijgt dus een beeld waarin de wel degelijk bestaande homocultuur grotendeels weggecensureerd is. De bekende Vlamingen die verstoppertje blijven spelen dragen hierin een grote verantwoordelijkheid. Dat dit de verontwaardiging opwekt van zij die al verder staan is begrijpelijk. Will Ferdy, die zich in een brief aan het RAF uitspreekt tégen OUTING, brengt tegelijk die boosheid scherp onder woorden: “Ik heb zo het vermoeden dat het dus allemaal bij het oude zal blijven en dat de komedianten onder ons hun rolletje zullen blijven spelen en er zelfs profijt zullen uit trekken ook. Want, de ‘schijnophouders’ blijken het toch nog steeds het verst te schoppen”. Bittere taal die we van Will Ferdy niet gewend zijn, maar die nog harder wordt gesproken door Tom Lanoye, die er ineens ook een stukje klassenanalyse aan koppelt. In TV-Express van 29 april zegt hij: “Als ik een bedrijfsleider ken die zijn klanten oplicht en daar financieel beter van wordt, dan hang ik dat ook aan de grote klok. De man in kwestie zal daar niet gelukkig van worden, en zijn familie evenmin. Maar hij is verantwoordelijk voor het bedrog, niet ik.”

De reactie van de “B.V.’s”

Hoe reageerden de bekende Vlamingen op onze actie?

Positieve reacties van Kurt Van Eeghem, die als enige BV op het outingdebat van het RAF op 3 november 1990 verscheen. De manier waarop hij als bekende Vlaming met zijn homo-zijn omgaat mag zonder enige moeite als voorbeeld dienen voor zijn collega’s. In Humo van 11 juli vertelt hij hoe hij dat heeft aangepakt: “Bij m’n allereerste Humo-interview in de tijd van ‘Hitring’ en Raphaël Goossens heb ik het al gezegd; op die manier was ik er meteen van af. Ik heb er nooit moeilijk over willen doen, maar ik heb het ook nooit willen uitdragen: ik heb een hekel aan missiewerk. In de meeste interviews die ik doe komt het onderwerp gewoon niet aan de orde. Tegen sommige blaadjes die het onderwerp toch aanbrengen zeg ik wel eens: ‘Nee, vandaag niet, ik heb hoofdpijn’. Voor je het weet ben je net als Jos Brink de jeannet-van-dienst, en daar heb ik geen behoefte aan. Mijn werk moet helemaal los staan van mijn geaardheid.(…) Als homo heb ik niet minder kijkers dan veel van m’n collega’s die zich in de normaliteit wentelen. Voor de rest vind ik dat homo’s, willen ze een beetje gelukkig door het leven gaan, hun homoseksualiteit maar moeten aanvaarden.” Een gelijkaardige vanzelfsprekendheid vinden we terug bij Jo De Poorter, die in Humo op onze actie inpikte en meteen aan COMING OUT deed: “Kijk, ik ben nooit voor mijn homoseksualiteit op de barrikaden gegaan, maar ik heb er ook nooit een geheim van gemaakt.” Verder zegt hij: “Ik vind het treurig dat zoveel homoseksuelen uit de media zo moeilijk doen over hun geaardheid. Alsof ze hun seksualiteit ontwijken. Ze gaan zelfs zover dat ze erover liegen: ‘Hoewel ik al 45 ben, heb ik nog steeds de ware Jacoba niet gevonden’ of: ‘Mijn carrière slokt mij zodanig op dat ik geen tijd heb voor vrouwen’. Ofwel praat je helemaal niet over relaties, ofwel zeg je: ‘Mijn partner heet Fred’, op voorwaarde dat je partner dan ook werkelijk Fred heet (lacht). Ik kan niet begrijpen waarom er zo gejokt wordt over die dingen.”

Robert Long, geen bekende Vlaming maar een Nederlander die momenteel ook heel actief is in België, zegt in De Morgen van 10 augustus ’91: “Ik heb mezelf al jaren geleden ge-out. Ik weet niet hoe ik dat verschijnsel bij jullie moet inschatten. Aan de ene kant zegt mijn rebelse gedeelte: ja jongens, jullie vragen erom. We kennen allemaal een aantal namen waarvan heel Vlaanderen weet dat ze flikkers zijn, en als ik hen dan weer zie poseren met een jonge dame in de armen, word ik woedend. Aan de andere kant zegt mijn rechtsgevoel dat iemand het recht heeft om wat hij van zichzelf niet kwijt wil, niet prijs te geven. Ik denk dat ik principieel voor het laatste zal kiezen. Wat mezelf betreft, vind ik het absoluut geen belangrijk onderwerp. Maar dat het voor vele anderen een probleem is, weet ik al lang. Dat merk ik nog elke dag aan de brieven die ik krijg van jongens uit het dorpje achter Leuven of achter Amsterdam die denken dat zij en ik de enigen zijn op de wereld. Kijk, als de seksualiteit bij je opborrelt, is het nu eenmaal zo dat je dat niet meteen tussen vader en moeder uitleeft. Ik vond het allemaal lekker en gezond, alleen had ook mijn omgeving daar een andere mening over. Maar ik ervaarde het altijd meer als een maatschappelijk dan als een persoonlijk probleem.”

Frank Dingenen kwam er min of meer voor uit in Humo, al vaart hij meteen ook scherp uit tegen de RAF-actie èn tegen Tom Lanoye, die in datzelfde tijdschrift met een vlijmscherpe column de homo-BV’s te kijk zette. Frank zegt het zo: “Onlangs begon Tom Lanoye in Humo over ‘outing’: een mooi staaltje van Bildjournalistiek. Ik vind het ook zeer nichterig. Een homo doet dat niet, een nicht wèl. Want er zijn gradaties. Met een nicht bedoel ik: iemand die verwijfd is, die echt het homomilieu opzoekt, een roddeltante die kletst en veel blabla verkoopt. Maar in de Antwerpse Rue du Vaseline, een straat met homobars en -dancings, voel ik mij absoluut niet thuis. Ik vind ook dat je dat niet doét, bekende mensen ‘outen’. Wij hèbben godverdomme al bijna geen privé-leven. Ik kan met jou niet rustig naar een café gaan, hoor, laat staan op het strand gaan liggen. Moeten wij onze seksuele geaardheid dan ook nog gaan etaleren? Of ons bed in de tuin zetten? Kennelijk is alles begonnen op een homofuif waar adressen van bekende Vlamingen werden uitgedeeld. Dat van mij was dan nog gedeeltelijk fout ook (lacht). En iedereen kon kaarten krijgen waarin die bekende Vlamingen werden aangespoord om te ‘bekennen’ dat ze ‘zo’ zijn. Weet je hoeveel kaarten ik gekregen heb? 633! De postbode stond hier met zijn armen vol van die lullige kaarten. Ik moet wel goed in de markt liggen, want bij mijn collega’s schommelde het rond de 50. Dus wij, als bekende Vlamingen, zouden ons bekend moeten maken. Maar weet je hoeveel van die kaartjes ondertekend waren? 28. De rest was anoniem! Het sterkste is, dat ze niet eens wéten of ik homofiel ben. Wie kan dat bewijzen? Alleen diegenen die met mij naar bed zijn geweest. Goed, je kunt urenlang over ‘outing’ discussiëren. Maar het is toch niet omdat een bekende Vlaming zichzelf als homofiel kenbaar maakt dat anderen daarmee geholpen zijn? Ik kan mij moeilijk voorstellen dat een vader die met zijn homofiele zoon TV zit te kijken, plotseling van idee verandert omdat een Algemeen Geapprecieerd Iemand zegt: “Ik ben zo”. Als die bekende persoon zou zeggen: ‘Ik ben zo gelukkig’, ja dàn… Maar dat resultaat bereik je niet door een eenvoudige ‘bekentenis’, dan zou je die persoon uitgebreid moeten interviewen”. Dat laatste is nog niet zo’n gek voorstel. Frank Dingenen heeft trouwens zo’n kans zelf gemist door niet mee te werken aan “Telefacts” toen deze op 19 februari 1991 een reportage uitzond over homo’s en lesbiennes. Alvast een lovenswaardige poging om mensen, zowel bekende als onbekende, op een positieve manier over zichzelf en hun leven als homo of lesbienne te laten praten, en dat op een familiezender. Ongewild grappig daarbij was dat in een krant dit programma werd aangekondigd, samen met een foto van… Frank Dingenen. Niet omwille van zijn afwezigheid in de homo-uitzending, maar omdat hij diezelfde avond in een andere Telefactsbijdrage te zien was. Al bij al heeft Frank met zijn verklaring in Humo een moedige (eerste) stap gezet. De daarbij geuite (oubollige) opvattingen over het verschil tussen “homo’s” en “nichten” laten we uiteraard volledig voor zijn rekening.

stripwereld

Voor Bart Kaëll is het allemaal nog te moeilijk. Na een wekenlange polemiek in TV-Express over de vraag of hij het nu al dan niet is en wat de fans daarover moeten denken wordt het hem in het nummer van 8 juli ’91 op de man af gevraagd. De journalist heeft het onderwerp bewust tot het einde bewaard, omdat hij vreesde “dat het een nogal delicaat onderwerp betrof”. Bart reageert heftig: “Ze noemen mijn naam nooit echt, ze gebruiken omschrijvingen als ‘spring-in-‘t-veld’ en zo. Maar de eerste die mijn naam durft te noemen, sleur ik voor het gerecht. Daar ben ik keihard in. Ik vind dat heel laf, mensen op die manier betichten, want ik ben helemaal niet zo. (…) Nee, ik ben geen homo, en moest ik het wel zijn, dan ging het hen geen kl…, dan ging het hen geen reet aan. Ik leef hoe ik wil en ik doe wat ik wil, daar heeft niemand zaken mee.” De journalist blijft aandringen, en oppert: “Zou het niet eenvoudiger zijn als je gewoon open kaart speelde? Het is toch alleen maar over figuren die heel geheimzinnig doen, dat de pers wild speculeert?” Antwoord van Bart: “Ik heb daar geen goesting voor. Niemand heeft zaken met mijn privé-leven. Niemand hoeft te weten of ik nu met een vriendin samenwoon of niet, of ik alleen woon of niet. Ik heb daar gewoon geen zin in. Dat is mijn keuze. Dat mag toch?”

De Fans

Zowel voor als na dit interview laaiden de passies hoog op in de lezersrubriek (“Het laatste woord”) van TV-Ekspres. Een mevrouw uit Ekeren doet in al haar boosheid en zonder het te weten zèlf aan OUTING, als ze reageert op het stuk van Tom Lanoye waarin Bart Kaëll versluierend als “spring in ’t veld” wordt omschreven: “Wie denkt Tom Lanoye wel dat hij is om Bart zomaar op een achterbakse manier zwart te maken? Omdat hij nu toevallig 30 is en nog ongehuwd en niet een tiental kinderen heeft rondlopen, moet hij maar homo zijn. Zelfs als dat zo is heeft Tom Lanoye niet het recht de mensen zomaar uit te lachen.” Waarop de redactie van TV-Ekspres reageert: “Schrijver Tom Lanoye heeft in het stukje de naam van Bart Kaëll niet genoemd.”

De fans die in de pen klimmen zijn duidelijk niet opgezet met de “beschuldiging” dat hun idool homo is. Ze willen het gewoon niet weten. Een mevrouw uit Wilrijk: “Heeft die man Tom Lanoye niets anders te doen dan andere mensen te kwetsen met zijn uitspraken? Hij heeft er toch geen last van hoe anderen leven. Want hoe meer ze schrijven over die spring in ’t veld, hoe meer fans hij heeft. Meneer Tom Lanoye, een beroemde uitspraak zegt: wie mensen vreugde geeft, heeft meer vrienden dan degene die ze doet nadenken.” Deze laatste zin uit de lezersbrief is het herlezen waard: hij typeert een mentaliteit in Vlaanderen die door een groot deel van de media zorgvuldig in stand gehouden wordt: hou mensen dom en geef ze intussen iets lekkers dat gemakkelijk verteerbaar is. Een reactie op het fameuze interview van een meneer uit Mol: “Uw reporter heeft Bart Kaëll de uitspraak ontlokt dat hij géén homo is. Sorry, maar zo’n onbeschaamde kerel (…) verdient een schop onder zijn kont. (…) Overigens vind ik het uw blad onwaardig zo’n interview te publiceren.” Wat dan weer wordt tegengesproken door een lezer uit Kapellen: “Als reporter je beroep is moèt je die vragen stellen. (…) die reportage over Bart Kaëll heeft me goed gedaan.”

Luc Appermont liet ons via zijn advocaat weten dat het moest gedaan
zijn, want dat hij ons anders zou laten vervolgen. “Uw handelswijze dient dan ook aanzien te worden als een ernstige inbreuk op de privacy van onze cliënt en U schendt hierdoor op grove wijze de beroepsbelangen van de heer A.” En verder: “De belangen van uw vereniging zullen zeker niet gediend zijn met het verspreiden van onjuiste, oneerlijke en lasterlijke informatie dewelke er, op de wijze zoals ze wordt gebruikt, enkel op gericht kan zijn de betrokken persoon in discrediet te brengen”. Suggereren dat iemand homo is, zoals in het RAF-foldertje het geval was, is hetzelfde als deze persoon belasteren. Homoseksualiteit brengt hem “in discrediet”. Katholiek Vlaanderen ten voeten uit. Toen we de advocaat van Appermont opbelden om hem mee te delen dat hij zich niet al te veel zorgen hoefde te maken (de actie was toen reeds over haar hoogtepunt) verklaarde deze dat het toch niet de bedoeling was om er werk van te maken. Een mededeling die ons niet verwonderde.

Het is niet de bedoeling om de heer Appermont, de minzaamheid zelve, al te scherp op de korrel te nemen, maar voor alle duidelijkheid citeren we hem toch graag, uit een interview in Humo van 29 november 90: “Wel twee jaar heb ik als een robot geleefd, zonder dat het mij echt aan te zien was: op het laatst voelde ik me zelfs een aansteller als ik weer eens naar de dokter ging zonder dat ik precies kon zeggen wat me mankeerde.” En in “Zondagsnieuws” van 28.10.90 wordt zelfs het liefdesleven van Luc door hemzelf uit de doeken gedaan: “Ik ben niet hopeloos op zoek naar een liefdespartner. Ik ben wat dat betreft voorzichtiger geworden. Ik heb in mijn leven al een paar keren serieus liefdesverdriet gekend, en dat wil ik niet meer meemaken. Ik kijk dus een beetje de kat uit de boom, ik laat gebeuren wat moet gebeuren. Het is wel zo dat ik vroeger, met het overdrukke leven dat ik leidde, geen enkele kans had om een relatie te doen lukken. Dat heb ik met mijn laatste vriendin ondervonden, de druk van buitenuit was te groot.” Ziedaar een stuk van Luc’s privacy dat blijkbaar wèl uit de doeken gedaan mag worden.

Paul Codde, die het nooit onder stoelen of banken stak is het niet eens met de RAF-actie: In TV-Expres zegt hij “dat de RAF-jongens niet chique gehandeld hebben”. Daan Van Den Durpel in hetzelfde artikel: “Dat ik op die kaarten van het RAF voorkwam is totaal onzinnig, want ik kom er al jaren voor uit dat ik homo ben”. Dat het RAF daar niet van op de hoogte was bewijst dat het goed is regelmatig op je homoseksuele voorkeur terug te komen. Dat geldt trouwens niet alleen voor BV’s: zelfs wie in het RAF zit, zo bleek bij de discussies over deze brochure, moet vaststellen dat het noodzakelijk is om je identiteit als homo nu en dan te bevestigen, zeker als er bijvoorbeeld op het werk nieuwe collega’s opduiken. En het zelf zeggen is nog altijd zoveel beter dan dat anderen het via het roddelcircuit moeten vernemen.

Een bekende Vlaming… die anoniem wenst te blijven

Naast Will Ferdy, Daan Van Den Durpel en Paul Codde, die met naam en foto aan het stuk in TV-Expres meewerken, laat ook nog “een presentator, die anoniem wenst te blijven” zijn licht schijnen op COMING OUT. Een citaat: “Toen ik er door een heterocollega over aangesproken werd dat ik niet zoals Paul Codde op het scherm over mijn geaardheid wou praten (bedoeld wordt de uitzending van Zeker weten, nvdr.) had ik snel een antwoord klaar. Ik wilde best meewerken, op voorwaarde dat hij publiekelijk over zijn buitenechtelijke relatie zou uitwijden.” Twee bladzijden verder in TV-ekspres dient Tom Lanoye hem van antwoord: “Stel dat ik morgen bekend maak dat Jef Geeraerts ‘een notoire heteroseksueel’ is, dan zal iedereen beginnen geeuwen. Als ik echter ook de namen en adressen van zijn vrouwen bekend maak, zal iedereen beginnen steigeren omdat ik een inbreuk pleeg op ’s mans privacy. En terecht. Seksuele geaardheid is een gegeven, zoals zwart haar of een bochel of knappe benen gegevens zijn. (…) Men is hetero, of homo, weet ik veel, of men is het niet. Wat men vervolgens met dat gegeven aanvangt, dàt is een kwestie van privacy.” De presentator-die-anoniem-wenst-te-blijven voegt er nog aan toe: “Iedereen die ogen in zijn hoofd heeft, weet wel hoe het zit in mijn geval”. Een reden te meer om geen komedie meer te spelen. Homo’s, van wie het “min of meer geweten is” maar die er zelf niet publiekelijk over spreken versterken het idee dat het eigenlijk zeer erg is om homo te zijn. Tom Lanoye is niet mals voor dit soort hypocrisie: “Ik word, als homoseksueel, door deze kwallen beledigd. Zij zeggen mij in mijn gezicht dat ik mij beter zou schamen voor wat ik ben, net als zij, en dat ik mij beter zou voordoen als iets wat ik niet ben, net als zij”.

Jo De Poorter in TV-Expres van 29 juli: “Het is eigenlijk een vicieuze cirkel: hoe meer die personen hun geaardheid proberen te verbergen, hoe meer homofilie in de probleemhoek wordt geduwd… En homofilie is geen probleem, net zomin als heterofilie een probleem is. Het wordt pas een probleem als er zich moeilijkheden voordoen, en binnen de seksualiteit doen er zich soms moeilijkheden voor. Maar dat heeft absoluut niets met de aard van de seksualiteit te maken.” Op de vraag wat hij vindt van al de aandacht die de media tegenwoordig schenken aan bekende homo’s, antwoordt hij: “Het feit dat die aandacht bestaat, wijst erop dat er iets is… dat homofilie nog steeds in de probleemhoek zit. Dus ga ik het in ieder geval niet nog problematischer maken door ook aan die geheimzinnigheid mee te doen. Maar het behoort nog altijd tot de vrijheden van de mens om te beslissen wat je over jezelf vertelt en wat niet. Als je mij zou vragen met wie ik naar bed ga en wat voor relaties ik erop nahoud, dan zou ik ook antwoorden dat dat je zaken niet zijn, maar dat is iets anders”. Op de cover van deze TV-Expres prijkt Jo met de vermelding “ideale schoonzoon” wat aanleiding gaf voor nevenstaande lezersbrief.

De Media

Wat bekende Vlamingen al dan niet vertellen hangt niet alleen van henzelf af, maar in hoge mate van wat de media hen toelaten om te zeggen. We moeten vaststellen dat in Vlaanderen een positieve berichtgeving over homo’s en de homocultuur ver te zoeken is. Ook op het niveau van de populaire TV- en roddelbladen. Uitzonderingen zullen deze regel bevestigen.

Enkele voorbeelden. In “Dag Allemaal” van 20 januari ’91 laat men in de rubriek “lezersenquête” vier personen hun mening zeggen over de vraag of bekende Vlamingen er al dan niet zouden moeten voor uitkomen. Opvallend is dat ze alle vier vol begrip zijn voor de artiesten die het niet doen, en alle vier geven ze ook direct of indirect argumenten om te blijven zwijgen. Eén lezeres slaat conservatieve taal uit die alleen door het Vlaams Blok luidop gezegd wordt: “Ik begrijp homoseksuelen niet en ik wil ze ook niet begrijpen. Ik vind dat die mensen niet normaal zijn. Homoseksualiteit is toch heel onnatuurlijk. Ik ben ook van mening dat die hele problematiek zo weinig mogelijk aandacht moet krijgen. Zeker de bekende artiesten mogen daar niet over praten: zij zijn immers een voorbeeld voor hun jonge fans, en homoseksualiteit mag in geen geval aangemoedigd worden. De homobeweging heeft geen recht om de geaardheid van bekende artiesten bekend te maken. Dat is een laag bij de grondse praktijk. Sinds er openlijk gepraat wordt over homoseksualiteit kent dit probleem een veel grotere groei. Het lijkt wel een rage te zijn, het is ‘in’ om homo te zijn. Homoseksuelen zouden een keertje moeten nadenken over hun gedrag. Beter nog, ze zouden moeten proberen te veranderen, ik ben er van overtuigd dat dat kan.” Dergelijke (semi-fascistische) praat, verpakt als de mening van Jan Modaal is dus nog mogelijk in de populaire pers anno 1991. Dat Will Ferdy zijn strijdvaardigheid na al die jaren nog lang niet kwijt is, mag blijken uit zijn reactie op deze lezersbrief in een eigen ingezonden stuk dat gepubliceerd werd in februari ’91: “Mevrouw Peeters is dan blijkbaar weer iemand die denkt dat ze homo’s nog wel kan bekeren. Het is geen rage en zeker niet “in de mode”. Het lijkt alleen zo omdat nu meer mensen uitkomen voor hun ‘anders-zijn’. Als alle homo’s dat zouden doen, zou iedereen nog meer schrikken, want we zien nog alleen maar het topje van de ijsberg. Nog te veel homo’s leiden een dubbel leven, omdat ze bang zijn voor de reacties.”

Nog één voorbeeld van hoe verward sommige mensen, die al lang beter zouden moeten weten, erover denken. Werther Van Der Sarren geeft in Dag Allemaal (7 oktober 1990) zijn persoonlijke verklaring op voor homoseksualiteit: “Onlangs was ik met Urbanus in de “Lord” in Schepdaal en Urbanus vraagt aan de baas: ‘Mijn vriend en ik, zijn wij aantrekkelijk voor homofielen? Waarop onmiddellijk de spontane reactie komt: ja, Werther wel. (…) Het gebeurt dat iemand die zwaarlijvig is en in zijn puberteitsperiode geen heterofiele relaties kan opbouwen homofiele kontakten zoekt en daar in blijft…” Tot zover de resultaten van Werther’s diepgaand onderzoek naar de oorzaken van homoseksualiteit.

De dampende soep van Ma Crucke

In Humo van 30 mei ’91 worden, in de serie “De Wonderjaren” Walter Grootaers en Koen Crucke geïnterviewd over hun jeugd. Schokkende dingen staan er niet in. Maar zelfs hier blijkt de vanzelfsprekendheid waarmee hetero’s over hun liefdesleven worden ondervraagd, en homo’s niet. Zonder enige probleem stelt Humo aan Walter de vraag wanneer hij voor het eerst wanhopig naar meisjes begon te verlangen, waarop Grootaers enkele leuke anekdotes vertelt. De volgende bladzijde lepelt Koen Crucke het zoveelste ” waarom ik niet in meisjes geïnteresseerd was”-verhaaltje op: “Mijn klasgenoten zullen me beslist een beetje raar gevonden hebben in die tijd: terwijl zij al achter de meisjes zaten, was ik pas gelukkig als moeder thuis een dampende kop soep uitschonk, de TV afzette en samen met mijn vader liedjes begon te zingen”. En dit soort dingen gebeurt in de pers helaas niet alleen met homo’s die er nog niet voor uitkomen. In TV/Story van 12 april ’91, lang nadat Jo de Poorter er in Humo was voor uitgekomen, krijg je plots een verhaal over “Juffrouw Christine was de eerste vrouw in mijn leven!” We kunnen er best inkomen dat Jo het leuk vindt om over zijn gevoelens voor vrouwen te praten. Minder leuk is dat Story volledig voorbijgaat aan de realiteit dat hij nu als homo leeft en hem weer tot volbloed-hetero bombardeert. De waarheid wordt hier, op z’n zachtst gezegd, geweld aangedaan. Niet omdat het verkeerd is van over heteroseksuele gevoelens te schrijven, maar wel om iemands homokant daarbij volledig weg te moffelen. Hoe het ook kan lees je dan weer in Humo van 15 augustus ’91. In een interview met Paul De Leeuw, openlijk homo en door de joernalist “de treiternicht van de Nederlandse televisie” genoemd, zegt hij over zijn “wonderjaren”: “Ik had absoluut geen behoefte aan jongens (…) want ik had steeds verkering met meisjes (…) mijn eerste seksuele ervaring was op mijn éénentwingtigste, met een meisje. Daarvoor speelde ik wel spelletjes met jongens, maar dat was niet homoseksueel, volgens mij. En de rest van het verhaal valt dus buiten die Wonderjaren hè?”

Maar het is niet alles doffe ellende in de media. VTM-Telefacts leverde een zeer te pruimen bijdrage af over homoseksualiteit, waarin trouwens vrij duidelijke hints werden gegeven naar de BV’s die zich nog verstoppen. Opvallend is dat als je met Tv-makers praat er vaak een grote bereidheid blijkt om er méér aan te doen, maar men zich beperkt, zeg maar gecensureerd voelt. Onze ervaring met programmamakers is dat een aantal onder hen, als ze al niet zelf homo of lesbisch zijn, in elk geval veel goeie wil aan de dag leggen om “onze zaak” voor het voetlicht te brengen. Daarbij kunnen we hen goed van dienst zijn door hen onderwerpen aan te reiken, onderwerpen waarmee ze “iets nieuws” over homoseksuelen kunnen zeggen. Of hun bazen het daar altijd mee eens zijn is natuurlijk een andere zaak.

De Politiek

Een zwak punt in de OUTING-actie was het doelwit. We hebben eigenlijk ver naast de hoofdvogel geschoten: de politici. Ingrid De Bie, journaliste bij Humo en openlijk lesbienne legt de vinger op de wonde. Zij is voor OUTING, maar dan wel onder strikte voorwaarden: “Homo’s en lesbische vrouwen die menen hun homoseksualiteit te moeten verdoezelen door anti-homostellingen in te nemen, met graagte zie ik ze uit de kast gehaald. Een parlementslid dat aanstuurt op discriminatie van homo’s, een directielid dat een werknemer aan de deur zet, een schoolbestuurder die een leerkracht ontslaat, een priester (als het even kan een bisschop) die de pauselijke homo-leer met verve uitdraagt: ingeval ze verdoken homo of lesbisch zijn, heeft iedereen er baat bij als zij zonder pardon worden ontmaskerd. Homo’s en lesbische vrouwen in gezaghebbende posities bedenken zich daarna wel tien keer voor ze zich achter homohaat proberen te verschuilen.” Haar standpunt kan op veel sympathie rekenen. Het is een goeie raad, waar de homo- en lesbiennebeweging beslist nog iets moet mee doen. Er zijn immers wetsvoorstellen die het leven van homoseksuelen draaglijker willen maken. Vroeg of laat zal daarover gestemd worden. In Nederland heb je in elke partij wel een paar openlijke potten en flikkers. In België heb je alleen stiekume homofiele medemensen, die nog lang niet aan COMING OUT toe zijn. Zij staan de komende jaren voor de keuze: al dan niet openlijk de homozaak steunen door voor de wetsvoorstellen te stemmen, of… Het is immers ondenkbaar dat een parlementslid, dat geacht wordt de belangen van de groep te behartigen waartoe hij behoort, dit op cruciale momenten niet doet. Zoals het Algemeen Christelijk Werkersverbond erop rekent dat de CVP-parlementairen die uit hun rangen komen de zaak van de werknemers zo goed mogelijk verdedigen. Bij homo’s ligt dat niet anders. Al is het duidelijk dat dit bij vele roze parlementairen-in-de-dop voor slapeloze nachten zal zorgen. Maar dat is hun probleem. Hadden ze maar niet in de politiek moeten stappen. Uiteindelijk is ons veelgeprezen parlementair systeem ervoor om de macht van het volk uit te oefenen. En homoseksuelen maken daar een respectabel percentage van uit. OUTING is in de VS trouwens als actiemiddel in eerste instantie tegen politici gebruikt, die homoseksueel zijn maar weiger(d)en de rechten van homoseksuelen en Aids-patiënten te verdedigen. Het is opvallend dat het eventueel outen van dergelijke politici voor vele mensen zeer verantwoord en logisch overkomt, zelfs bij degenen die het outen van bekende entertainers niet zien zitten. OUTING wordt dus niet begraven als actiemiddel, maar achter de hand gehouden. Het kan ons nog goed van pas komen.

Maakt de homobeweging zich niet antipathiek met OUTING?

Een van de bezwaren tegen OUTING is: de homobeweging maakt zich antipathiek met het bekladden van bekende Vlamingen. Dus kunnen we dat beter laten. Eerst en vooral getuigt het van een wel zeer rare opvatting over homo’s als je beweert iemand te kunnen bekladden door hem homo te noemen. En verder is het natuurlijk maar de vraag hoe een groep mensen, met name homoseksuelen, en de beweging die voor hun
rechten opkomt in een maatschappij die het verschijnsel liefst niet onder ogen durft te zien en ons zoveel mogelijk tracht te marginaliseren, er in zal slagen deze toestand ingrijpend te veranderen zonder potten (en daarmee bedoelen we niet: lesbiennes) te breken. Voorstanders van positieve actie hoeven zich niet persé te vergissen. Het is inderdaad belangrijk dat homo’s en lesbiennes positief overkomen. Dat is trouwens één van de beweegredenen voor de wenskaartenactie geweest. Maar wat stellen we vast? Dat deze doelstelling willens nillens verkeerd begrepen en/of voorgesteld wordt. Blijkbaar mogen we nog zo ons best doen om als gezonde, vrolijke vrienden naar het grote publiek over te komen, steevast probeert men ons in een andere hoek te duwen.

Of we al dan niet positief overkomen, daar hebben we eigenlijk bitter weinig over te zeggen. Bij sommigen ontstaat dan de neiging zich meer en meer te plooien naar de wensen van de media-industrie. Dit heeft tot gevolg dat het beeld van homoseksualiteit en de homocultuur steeds waziger wordt, tot er op het einde niets meer overblijft. Daartegenover staat de “radicale” aanpak die ondermeer in de OUTING-discussie werd gehanteerd. Deze gaat uit van de filosofie dat als je één vinger wilt je best een ganse arm claimt. Zonder het fameuze foldertje met de foto’s van 4 bekende Vlamingen was de ganse wenskaartenactie van het RAF niet tot de massamedia doorgedrongen. In de 10 jaar dat het RAF bestaat heeft geen enkele actie, geen enkel pamflet zoveel stof doen opwaaien. Achteraf gezien bleek dat het effecttieve outen van personen, al was dat op zéér kleine schaal (het foldertje werd enkel verspreid op een fuif in de Paradox) de mediamakers heeft wakker geschud en onze actie opgetild heeft tot iets wat men de moeite vond. De media werken met prikkels, en de kunst bestaat erin om de juiste prikkel op het goede moment te geven. Een eenvoudige oproep tot COMING OUT interesseert de nieuwsmakers al lang niet meer, ze hadden iets sterkers nodig, en dat hebben we hen gegeven. Het is duidelijk dat OUTING niet sympathiek is overgekomen. Dat heeft uiteindelijk minder met de bezorgdheid voor privacy te maken dan met het feit dat we weinig of geen kans hebben gekregen om uit te leggen waarom we de COMING OUT van bekende Vlamingen zo belangrijk vinden. Men moet trouwens niet de ambitie hebben om alles in een keer uit te leggen. Meer en meer blijkt dat de wenskaarten-aktie een aanzet was, een vonk die verder blijft doorwerken. Hierbij moet, en dat is een constante sedert 15 jaar, steevast strijd gevoerd worden tegen opvattingen die de vooruitgang van onze beweging afremmen. “De maatschappij is er niet rijp voor” heet dat dan. Zowel bij de eerste homodag in ’78, de eerste betoging in Antwerpen in ’79, de scholenpamfletten van het RAF en ook de Roze Zaterdag van 5 mei ’90 kwamen sommigen met dit argument op de proppen. Telkens ging de actie toch door, en telkens was het een katalysator voor het enthousiasme en de slagkracht van de beweging. Sommige tegenstanders bleven achteraf zweren bij hun gelijk, en dat is uiteindelijk hun goed recht, zolang ze zich er van onthouden de beweging stokken in de wielen te steken.

Als er één deel van de wereld rijp is voor een actievorm als OUTING dan zijn het wel een aantal Westerse landen waaronder het onze. Het is glashelder dat OUTING geen actievorm is om te gebruiken in een maatschappij waarin openlijke homoseksualiteit bestraft wordt met de dood of volledige verwijdering uit de samenleving. OUTING staat met andere woorden niet op de dagorde in de meeste landen van de Derde Wereld en Oost-Europa. Daar heeft de homo- en lesbiennebeweging, om uiteenlopende redenen, nog een serieuze achterstand in te halen.

Homobevrijding is, zoals zovele vormen van strijd, een complex geheel van discussies, acties, organisatievormen, overwinningen en tegenslagen. Zich blindstaren op de negatieve bijwerkingen van de outing-actie heeft geen enkele zin. Elke stap naar een fundamentele verandering van de maatschappij botst op repressie. In het geval van OUTING is dit een repressie van woorden en emoties. In andere gevallen, zoals de Stonewall-opstand van 1969 in New York, waar homo’s zich massaal verweerden tegen het politiegeweld, is het een repressie met de wapenstok, of, zoals in de Nazi-tijd, regelrechte uitroeiing. Elke vorm van repressie heeft een eigen logica, die op zich zelfs heel aannemelijk kan klinken. De Nazi’s zijn erin geslaagd een maatschappijvorm op te dringen waarin het logisch was dat ‘ontaarden’ in concentratiekampen vermoord werden. Wij leven in een maatschappij waarin het logisch is dat je zwijgt over je seksuele voorkeur, als die afwijkt van de norm. De Nazi-leugen dat homoseksuelen “Untermenschen” waren, is omgezet in de al even grote leugen dat homo’s niet bestaan. De eenvoudige waarheid blijkt zeer moeilijk door te dringen. Wie daartoe pogingen doet, wordt niet verwelkomd, maar beschuldigd.

Het Roze Aktiefront en OUTING

OUTING heeft ook binnen het Roze Aktiefront voor felle debatten gezorgd. Er is een stroming die vindt dat het RAF te ver is gegaan, met name door het uitgeven van het beruchte foldertje waarop de foto’s van de 4 BV’s stonden. Hiermee ging de acties een richting uit die eigenlijk oorspronkelijk niet voorzien was. In een persbericht, na de vergadering van 4 december ’90 schrijft het RAF: “We willen OUTING dan ook niet als een goedkoop middeltje gebruiken om entertainers mee lastig te vallen, maar wel als drukkingsmiddel achter de hand houden voor onze ‘lotgenoten’ in de politieke wereld. We gaan er van uit dat initiatieven waarmee men discriminatie van homoseksuelen wil verbieden op hun vanzelfsprekende steun kunnen rekenen. We verlenen hen daarbij zelfs het voordeel van de twijfel wat hun geaardheid betreft. Politici die hun homoseksuele geaardheid proberen te camoufleren met een anti-homohouding in welke vorm dan ook, verdienen zonder meer ge-out te worden.” Dit standpunt, dat door de beroering rond zangers en Tv-figuren van de voorbije maanden naar de achtergrond werd gedrukt, vinden we ook terug in diverse verklaringen van niet RAF-leden. Zo schrijft een lezer in het blad van de Mechelse HLWM: “Een uitzondering op mijn verzet tegen OUTING wil ik maken voor personen die wel een verborgen homoseksueel leven leiden maar in woorden of daden de homogemeenschap schaden: artiesten die zich denigrerend uitlaten over homoseksualiteit, politici die een antihomo-wetsontwerp goedkeuren, of wie dan ook die, zelf homoseksueel zijnde, zich homofoob opstelt om op die manier een schild van heteroseksuele schijn op te houden.” OUTING? Wordt vervolgd!

Het Roze Aktiefront
3 oktober 1991

Terug naar overzicht

Outing_cover2

Een gedachte over “Outing en Coming Out: een discussie in Vlaanderen

Reacties zijn gesloten.